dinsdag 12 januari 2010

Anders kijken 1: De vijfde wand, reflecties over het figurentheater en circustheater. Tuur Devens

Tuur Devens gaat in zijn boek ' De vijfde wand' in op de extra dimensie die zowel het figurentheater als het circustheater in zich dragen omdat het publiek gedwongen wordt anders te kijken dan dat het gewoon is te kijken in het theater. Figurentheater en circustheater vereisen een andere perceptie.  In het figurentheater is het mogelijk dat een publiek een applaus geeft voor een blikje sardienen. En dat is een kwestie van codes, en van anders kijken. En 'de vijfde wand' is het begrip dat Tuur Devens gebruikt om dat anders kijken te verwoorden. 

De vijfde wand is volgens Devens niet alleen een letterlijk zichtbare vijfde wand waartegen het theater gebeurt; het is ook een figuurlijke wand waarop het theater bijna tegelijkertijd en illusie biedt en de illusie doorprikt. Dit verplicht de toeschouwer in zijn kijkgedrag simultaan te coderen, en te decoderen. 

De vierde wand
Brecht voerde zo'n 100 jaar geleden de term 'de vierde wand' in. Hiermee gaf hij zichzelf een middel om  zijn episch theater omschrijven, als tegenstelling tot het illusionistisch theater. Het illusionistische toneel speelde zich altijd af binnen vier wanden. De drie coulissen en de wand waardoor het publiek keek. De toeschouwer keek naar een door de vier wanden afgesloten wereld. 

Brecht dwong met zijn episch theater het publiek anders naar theater te laten kijken, door de vierde wand te doorbreken. Acteurs spraken ineens het publiek aan, stapten uit hun rol, vertellers kondigden vantevoren aan wat er ging gebeuren.... Het doorbreken van de vierde wand was een doorbraak, een anti-illusionistisch vervreemdingsprincipe. 

Tuur Devens gaat in zijn boek 'De vijfde wand.' nog een stap verder, en voert de vijfde wand in als een structureel begrip om het anders kijken te verklaren. De vijfde wand is het principe dat je tegelijkertijd op twee lagen kijkt: naar het object an sich en naar het personage. Bijvoorbeeld in het geval van een scene waarin een doekje een karakter is. Je ziet als publiek het doekje bewegen, je kijkt ernaar en je weet dat het een stom wapperend doekje is en tegelijkertijd ga je helemaal mee in de illusie dat dit doekje een personage is. Realiteit en illusie overlappen elkaar. Presentatie en representatie gaan samen. 

Een belangrijk punt hierbij is dat hij hierin niet spreekt over het opwekken van een illusie. Als een pop de hele voorstelling een personage blijft. Er is voor Devens pas sprake van de vijfde wand als de illusie doorbroken wordt en er ook simultaan op de realiteitslaag gewerkt wordt. Bijvoorbeeld in de voorstelling Mozart van Fred Delfgaauw, waar twee doekjes dokters voorstellen die een lichaam onderzoeken (het lichaam van de manipulator dat op de grond ligt, met de armen gestrekt, daarover hangen de doekjes doktoren). De doktoren zoeken, maar vinden geen pols om de polsslag op te nemen. Hier zijn de doktoren dus weer doekjes die over hand en polsen gedrapeerd zijn. 

Wat hier gebeurd?

1. De toeschouwer gaat mee in de illusie dat de doekjes dokters zijn. 
2. De toeschouwer neemt de code aan. 
3. De doktoren zijn plotseling gewoon weer doekjes. 
4. De toeschouwer wordt uit de illusie getrokken, de code klopt niet meer, de toeschouwer decodeert van de illusie naar het reele. 

DUS:
De vijfde wand is het begrip dat van represenatie presentatie maakt, dat simultaan het illusionisme doorprikt en daar ook mee speelt. De vijfde wand is het begrip dat de verrassing van de toeschouwer wil omschrijven als hij of zij datgene wat hij of zij ziet bijna simultaan codeert en decodeert. 

Wat kun je hiermee als schrijver en/of als poppentheatermaker?




Tuur Devens. De vijfde wand. Reflecties over figurentheater en circustheater. 
Pro Art. Gent: 2004. 

1 opmerking:

  1. Als schrijver of poppentheatermaker kun je nadenken over welke theatrale codes je gebruikt, welke illusie je opzet, en hoe je deze kunt doorbreken. Wat de 'fantasie-laag' of de laag van de illusie is van het te vertellen verhaal, en waar de realiteitslaag (van de speler/het object op het toneel) te vinden is.

    BeantwoordenVerwijderen